100 verhalen

Het achterslootje. Zo noemden we in de jaren zestig van de vorige eeuw de sloot die evenwijdig loopt aan de Essenburgsingel, tegen het tracé van de trein aan. Met daar tussen in de schooltuintjes. Of het is de volksmond ook zo heette, weet ik niet. Wij gebruikten die naam, die voor mij nog steeds een magische klank heeft.

In de zomer hadden we niets met het achterslootje maar in de winter des te meer. Althans wanneer het gevroren had. En dat deed het vrijwel iedere winter. Toen winters nog winters waren. Voor ons, ondeugende leerlingen van de vijfde en zesde klas, was dat het signaal om te gaan ijssie piepen, kraken, schotsie springen en zeikerds halen. De singel was daarvoor zeer geschikt maar een echte held was je pas als je het achterslootje had weten te bedwingen, want om de één of andere, onnaspeurbare reden was het ijs daar altijd net iets onbetrouwbaarder, en dus spannender.

In de grote pauze glipten we weg om dat te doen wat uitdrukkelijk verboden was door de school. Die kon het immers niet maken om half verzopen kindertjes thuis af te leveren. Maar wij zagen er geen enkel gevaar in. Het enige gevaar school in het verschijnen van Mijnheer de Roo die kwam controleren wie van zijn klas het verbod aan zijn laars had gelapt. Met grote stappen naderde hij de singel maar dat hadden we al van verre gezien dus doken we de bosjes in aan de rand van de singel en vele malen ving hij bot. Op een gegeven moment, lang nadat ik de VOS had verlaten, zijn die bosjes weggehaald door de gemeente. Ik heb me altijd afgevraagd of dat iets te maken had met onze avonturen.

Een enkele maal betrapte hij toch iemand, die dan prompt onder de bel belandde. De bel. Een geuzen naam voor ons. “Wie was er nog meer bij?”, vroeg Bert de Roo dan met stemverheffing. Stilte. Elkaar verraden deden we niet. Eén keer liep het anders af. Dat was toen de dooi al was ingetreden. Dan werd het pas echt spannend. Twee centimeter water op het ijs maar toch kon je er nog op. En in het achterslootje kon je schotsie springen. Daar gebeurde het. Dirk glijdt uit, en belandt in het water. We trekken hem er uit maar hij verliest zijn schoen. Een prachtige zeikerd, dat wel. De terugweg van achterslootje naar singel was een nieuwe uitdaging want de schooltuintjes waren veranderd in een modderpoel.

Tot zijn middel kletsnat, met één schoen en onder de modder arriveerde Dirk bij school. Ontkennen was zinloos en wij waren natuurlijk solidair. Alles schoonmaken en strafregels schrijven. Maar die zinloze bezigheid heb ik al lang verdrongen en staat in geen verhouding tot de 60 jaar van unieke herinneringen aan ons achterslootje.

Theo Stikkers, Bestuurslid 1991-2001/Voorzitter 1993-2001