100 verhalen

De van Oldenbarneveltschool tijdens de Tweede Wereldoorlog

Ondanks alle ellende die ons land trof tijdens de Tweede Wereldoorlog, ging het school leven gewoon door, al is het woord “gewoon” natuurlijk ver bezijden de waarheid. De impact van de oorlog was enorm.

Kinderen moesten leven met de angst en gebrek aan voedsel nog afgezien van het feit dat gezinnen leden onder het wegvoeren van de mannen tijdens de razzia van Rotterdam of -erger – ouders die het leven lieten door het bombardement of andere oorlogshandelingen.

Het aantal leerlingen liep drastisch terug. Van 191 in september 1939 naar 119 in september 1941, met als dieptepunt 93 in 1942. De notulen van de bestuursvergaderingen leren ons dat serieus door de gemeente werd overwogen om de school op te heffen en te laten fuseren met de Montessorischool. In een gezamenlijk schrijven hebben de scholen zich hiertegen uitgesproken en het plan is uiteindelijk niet doorgegaan. De leerlingreductie vond met name plaats in 1941. Het verzuim liep op van gemiddeld 6% naar meer dan 30% in 1942. Voortdurend waren er evacuaties en het schoolgebouw werd tijdelijk gedeeld met een andere lagere school. Het bombardement in mei 1940 maakte voor zover bekend geen slachtoffers onder de VOS leerlingen maar het “vergeten” bombardement op 31 maart 1943 kostte VOS leerling Robert Vader, zijn beide ouders, zusters en broers het leven.

Een monument op het Gijsingplein in de wijk Bospolder-Tussendijken herinnert ons blijvend aan deze tragische gebeurtenis waarbij in totaal circa 316 inwoners om het leven kwamen.

Niet altijd kon er les gegeven worden. Uit diverse brieven aan ouders van het toenmalige hoofd van de school, Dhr. van Kooten, blijkt dat de school regelmatig werd gesloten om kolen te besparen of om veiligheidsredenen. Het huis van de secretaris van het bestuur werd getroffen bij het bombardement en brandde uit waardoor een belangrijk deel van het archief van 1923-1940 verloren ging.

Maar op grote afstand het meest dramatische was uiteraard het lot van de Joodse leerlingen op school. Hoeveel Joodse kinderen er precies op de VOS zaten toen de oorlog uitbrak is nergens geregistreerd. In 1941 werden scholen verplicht door het Duitse gezag om Joodse kinderen te registreren. De VOS rapporteerde vanaf dat moment een groep van 20 leerlingen, die ook niet mocht meetellen met het totaal aantal leerlingen.

Deze groep werd met ingang van het schooljaar 1941/42 verplicht om lessen te volgen op een Joodse school. In Rotterdam was dat een in 1941 opgerichte school aan de Molenwaterweg, vlakbij het Hofplein waar gedurende een jaar 93 Joodse leerlingen werden gehuisvest.

In een aantal bestuursvergaderingen tijdens de oorlog werd aandacht besteed aan de Joodse kinderen. Hierbij valt op de nogal afstandelijke wijze van formulering van de situatie. Dat zou ermee te maken kunnen hebben dat getracht werd om zo min mogelijk informatie aan de Duitse bezetter te verstrekken.
In de eerste vergadering na de oorlog werd stilgestaan bij het lot van de Joodse leerlingen en bestuursleden. Ook werd aandacht besteed aan de contributie die was betaald door de Joodse kinderen die de school in 1941 hadden moeten verlaten. De school had deze inkomstem aan de bezetter moeten overdragen maar heeft dat niet gedaan. De van hen ontvangen bedragen werden in eerste instantie gereserveerd en later overgemaakt aan nabestaanden dan wel beheerders van Joodse vermogens.

De groep van 20 VOS leerlingen werd officieel uitgeschreven; de namen zijn dus bekend. We weten nu ook hoe het met deze kinderen is vergaan. Tien kinderen hebben de oorlog niet overleefd. Zij zijn weggevoerd naar Westerbork en vandaar naar verschillende concentratiekampen, Sobibor, Bergen-Belsen en Auschwitz. De meesten behoorden tot de in totaal 686 Rotterdamse kinderen die vanaf Loods 24 zijn weggevoerd en nooit meer zijn teruggekeerd. Op deze plaats staat een monument met alle namen waaronder die van de VOS kinderen. Van 10 kinderen weten we zeker dat zij de oorlog wel hebben overleefd, hoe en waarom precies verschilt of is niet exact bekend.

Wat we, zonder nader onderzoek, niet helemaal zeker weten is hoeveel Joodse kinderen er op de VOS zaten ten tijde van het uitbreken van de oorlog. In elk geval het genoemde aantal van 20, waarbij aangetekend wordt dat deze pas later als zodanig zijn benoemd. In het “grote” boek waarin alle leerlingen tussen 1923 en 1975 zijn opgenomen, werd op een later tijdstip vermeld dat zij per 1/1/1942 zijn vertrokken naar Joods onderwijs. Daarnaast heeft een kleine groep Joodse leerlingen de school vlak voor de oorlog en gedurende het eerste oorlogsjaar verlaten. Sommige met bestemming Amerika of Zwitserland, anderen waren ineens spoorloos. Hiervoor geldt dat we niet weten wat er met hen is gebeurd.

Dan is er nog een aanzienlijke groep leerlingen die eveneens de school heeft verlaten als gevolg van oorlogsomstandigheden, circa 35 in totaal. Ook deze groep is pas op een later tijdstip uitgeschreven, in één keer met als omschrijving “verhuisd naar een grote diversiteit van Nederlandse plaatsen”. In eerste instantie werd namelijk aangenomen dat deze groep, die was gevlucht voor de bombardementen op Rotterdam door de geallieerden, weer op school zou terugkomen. Maar dat was ijdele hoop want het zou pas na 5 mei 1945 weer veilig zijn.

Van sommige Joodse leerlingen weten we vrij precies wat er met hen is gebeurd. Arthur Trijbits, destijds woonachtig op de Beukelsdijk en tussen 1932 en 1938 leerling op de VOS, heeft hier uitgebreid verslag van gedaan (zie zijn verhaal). Hij wist de oorlog te overleven doordat zijn gezin onderdook. Deze inmiddels overleden oud-leerling bezocht ook de laatste reünie in 2002. In zijn verslag maakt hij ook melding van Anneke Tels (VOS 1936-1942), één van de Joodse leerlingen die de oorlog heeft overleefd. Haar vader, hoofdredacteur van de NRC kwam om in kamp Buchenwald. Voor hem werd later in de Graaf Florisstraat een Stolpersteine gelegd. Dankzij hun maatschappelijke positie werden de kinderen afgevoerd naar Theresienstadt waar ze werden vrijgekocht en naar Zwitserland overgebracht. Dat gold niet voor Mirjam Bosman (VOS 1939-1942) en Arnold Bosman (VOS 1940-1942), woonachtig op de Graaf Florisstraat 100a. De hele familie Bosman werd omgebracht in Sobibor, behalve vader Bosman, die terugkeerde maar in augustus 1945 van uitputting en verdriet alsnog overleed. Ook voor hun huis zijn in 2015 Stolpersteine gelegd waarvan uitvoerig verslag is gedaan (zie het verhaal over de familie Bosman).

Sulamith Davids (VOS 1938-1942) was één van de groep van 20 Joodse leerlingen die de oorlog overleefde. Haar vader was opperrabbijn in Rotterdam. Hij bleef zich, toen de bezetter de Jodenvervolging steeds meer aanschroefde, met volle energie voor zijn Joodse medeburgers inzetten, steunde hen die gedeporteerd zouden worden en sloeg het aanbod af zichzelf aan deportatie te onttrekken: hij wilde bij zijn mensen blijven. Davids en zijn gezin werden op 7 juni 1943 overgebracht naar Westerbork en vandaar op 11 januari 1944 naar Bergen-Belsen. Ook in de kampen probeerde hij zijn werk als religieus leider te blijven doen tot hij op 22 februari 1945 in Bergen-Belsen overleed. Zijn beide dochters, die de VOS doorliepen, overleefden maar zijn zoon Elijah (VOS 1931-1937) overleed een paar dagen na de bevrijding van Bergen-Belsen.

Walter Wijnberg (VOS 1938-1942) maakte ook deel uit van de groep van 20 en overleefde de oorlog doordat hij vanuit concentratiekamp Theresienstadt werd geselecteerd voor een uitwisselingsproject en zo in het neutrale Zwitserland belandde.

Mary Aptroot (VOS 1940-1942) en haar zus Pauline Aptroot (VOS 1936-1942) werden beide om het leven gebracht in Auschwitz op 5 november 1942. Conny Neuberger (VOS 1937-1942), wier vader zich direct bij het begin van de oorlog terugtrok uit het bestuur, onderging hetzelfde lot. Mieke Hijmans (VOS 1936-1942), Frits van den Berg (VOS 1940-1942), Ruth van den Berg (VOS 1938-1942) en Mera Solmanovitz (VOS 1940-1942) stierven in Sobibor. Roza de la Bella (VOS 1937-1942) werd om het leven gebracht in Auschwitz. Het gezin De la Bella wilde, nadat vader Matthijs tijdens een vluchtpoging uit kamp Amersfoort werd neergeschoten, naar het buiteland vluchten maar werd verraden.

Van de lijst van 20 leerlingen hebben tien kinderen de oorlog niet overleefd:
Roza de la Bella 28/09/1942 Auschwitz
Mieke Hijmans 28/05/1942 Sobibor
Pauline Aptroot 05/11/1942 Auschwitz
Mary Aptroot 05/11/1942 Auschwitz
Conny Neuberger 18/01/1942 Auschwitz
Ruth van den Berg 05/03/1943 Sobibor
Frits van den Berg 05/03/1943 Sobibor
Mirjam Bosman 11/06/1943 Sobibor
Arnold Bosman 11/06/1943 Sobibor
Mera Solmanovitz 13/03/1943 Sobibor

Van de lijst van 20 leerlingen hebben eveneens 10 kinderen de oorlog wel overleefd:
Anne(ke) Tels (VOS 1936-1942)
Marianne Hasselt (VOS 1936-1942)
Toos Wijler (VOS 1937-1942)
Martha Wijler (VOS 1937-1942)
Bernard de Leeuw (VOS 1938-1942)
Walter Wijnberg (VOS 1938-1942)
Liesel van Cleeff (VOS 1939-1942)
Nico de Rees (VOS 1939-1942)
Sulamith Davids (VOS 1938-1942)
Robert Hamburger (VOS 1937-1942)

Theo Stikkers, Bestuurslid 1991-2001/Voorzitter 1993-2001