100 verhalen

In 1950 werd ik zes jaar en mocht naar school. Spannend, ik was de oudste thuis, dus had nog geen voorbeeld, behalve dat van de oudere broers van mijn vriendin, die een paar huizen verderop bij ons woonde. De eerst dag werden we door onze moeder gebracht, maar daarna was het meelopen met de groten.

Meneer van Kooten was toen hoofd van de school. Juffrouw Wedda was mijn eerste juf. Wij vonden haar vrij streng. Haar collega voor de eerste klassen, juffrouw van Andel, was een stuk ouder, maar ook wat losser. In die tijd ging de onderwijzer(es) twee jaar met de klas mee. En ze werkten allemaal fulltime, zonder klasse-assistent. En de klassen waren groot, minstens 40, soms meer. Banken voor twee kinderen keurig in rijen naast elkaar gericht op het bord dat voorin de klas hing. Met steeds een middenpad tussen de banken zodat voor hulp de juf of meester gemakkelijk even langs kon komen. Voorin bij het raam op een kleine verhoging de tafel van de juf. Het was nog een sobere tijd, dus alle materialen waren nog beperkt aanwezig. We schreven in kleine schriftjes, eerst met potlood, pas later met kroontjespen en inkt. Iedereen had een inktpot bovenaan in zijn lessenaar. En reken maar dat daar vaak het puntje van een vlecht van een meisje dat voor je zat in werd gedoopt. Ellende die vlechten. Ik had ze ook. Voor tekenen kregen we kleine velletjes. Ik vond er laatst nog een paar terug, die mijn moeder bewaard bleek te hebben.

Onze school had een eigen gymnastieklokaal, een luxe. Meisjes en jongens hadden apart gymnastiek. Wij moesten handwerken – nuttige handwerken heette dat op het rapport – als de jongens gymden. Zij deden in onze ogen veel leukere dingen als het onze gymbeurt was. We hadden wel aparte gym-kleren, maar die gingen na afloop van de les weer terug in de gymzak, op de kapstok in de gang tot de volgende les. Sporadisch ging dat mee naar huis om gewassen te worden. En douches op school, dat was nog niet aan de orde. Op zaterdag gebeurden er leuke dingen: werd het gymlokaal gebruikt voor klassikaal zingen. Het hele repertoire van Hollandse liedjes en later ook van Annie M.G. Schmidt studeerden we in. Ook op zaterdag mochten we voor de klas een gedichtje opzeggen dat we thuis uit het hoofd geleerd hadden. En er werd extra voorgelezen. En er was alleen ’s ochtends school, daarna waren we vrij!

In de derde en vierde klas kregen we meneer de Roo. We konden al beter lezen en bij het klassikaal lezen moest je goed opletten, dat je niet te ver vooruit was in het verhaal. Want als je plotseling de beurt kreeg moest je weten waar de laatste voorlezer was geëindigd en dààr doorlezen. Meneer de Roo had veel plantjes in de vensterbanken. Wie klaar was met zijn taak mocht die dan water geven. In de vakanties kregen we allemaal een plantje mee naar huis om te verzorgen. Na de vakantie weer (levend!) terug. Eén soort met witte strepen kon gemakkelijk gestekt. Uit ons gezin hebben wij allemaal nog steeds zo’n “meneer de Roo”. Bij ons thuis werden de planten nl genoemd naar degene van wie we ze ooit kregen.

Na schooltijd durfden we wat meer zelf naar huis te lopen en gingen ook samen voetballen achter de ambachtsschool even verderop in de Essenburgstraat. Of struinen op “het landje”, een braakliggend terrein met slootjes, waar later het Blijdorptunneltje werd aangelegd. Of op de Heemraadssingel bij “De Waarheid”, de communistische krant die daar toen zijn kantoor in Rotterdam had, lezen wat wij thuis in de kranten niet tegen kwamen. Maar met knikkertijd moest er geknikkerd worden. In de putjes bij school, of “lopend” langs de stoeprand op weg naar huis.

Juffrouw van Klaveren stoomde ons in klas 5 en 6 klaar voor het vervolgonderwijs. Achteraf gezien heb ik grote bewondering voor hoe zij kinderen, van niveau huishoudschool tot gymnasium, allemaal in hun waarde liet en passende opdrachten wist te geven waar ieder mee uit de voeten kon. Een topprestatie!
De gezichten van klasgenoten en allerlei herinneringen komen weer boven nu ik dit aan het opschrijven ben. Misschien om later nog eens te delen met betrokkenen. Voor nu genoeg: ik denk met plezier terug aan mijn lagere school. Wat een solide basis voor lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis.

Marijke de Langen, Leerling 1950-1956