De Van Oldenbarneveltschool ging per 1 september 1923 nieuw van start. Het was een zogenaamde ‘neutraal-bijzondere’ school, de eerste van deze soort die op grond van de nieuwe Onderwijswet van 1920 geopend werd in Rotterdam. Meestal werden bijzondere scholen opgericht op basis van een bepaalde geloofsovertuiging. Maar bij dit type scholen gaat het om een ander motief. Tot die tijd konden de openbare scholen in een grotere gemeente worden ingedeeld in scholen 1e klas, 2e klas of 3e klas. Dat gaf dan zowel het sociale niveau als ook het beoogde niveau van leerprestaties aan. Daar bestond een zekere samenhang tussen. Een school in een volksbuurt hoefde geen leerlingen klaar te stomen voor het middelbaar onderwijs, een school in een gegoede buurt juist wel.
Nu was er in die tijd een bijzonder goed bekend staande openbare Lagere school van de 1e klas, gevestigd in de Oldenbarneveltstraat, een zijstraat van de Coolsingel. Toen de gemeenteraad van Rotterdam besloot de classificatie van de openbare scholen met ingang van september 1923 af te schaffen, onder het motto ‘een eenheidsschool geeft alle kinderen gelijke kansen’, kwam een deel van de ouders van de school in de Oldenbarneveltstraat in actie. Zij waren bang, dat dit ‘eenheidsschoolideaal’ ten koste zou gaan van de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee ten koste van hun kinderen. Een extra motivatie was ook dat er in het openbaar onderwijs geen Frans meer gegeven mocht worden. Daarom besloten zij het heft in eigen hand te nemen door een schoolvereniging op te richten.
Politiek gesproken had men het tij mee voor de oprichting van een dergelijke school, want in 1920 was na vele jaren van ‘schoolstrijd’ een nieuwe onderwijswet tot stand gekomen. Hierbij werd de volledige (ook financiële) gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs definitief vastgelegd (een lang gekoesterde wens van de christelijke partijen) in ruil voor het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht (een wens van de sociaal-democratische SDAP).
Om herkenbaar te zijn als een voortzetting van de goede onderwijstradities van de school uit de Oldenbarneveltstraat werd deze nieuwe school ‘Van Oldenbarneveltschool’ genoemd. Een nieuw gebouw werd neergezet in één van de nieuwbouwwijken in het westen van de stad. Een deel van het onderwijzend personeel ging mee, o.a. de heren Van Randwijk (die hoofd werd van de nieuw opgerichte school), Van Kooten en Van Dam. Ook Jan Brezet, een van de sollicitanten, werd benoemd.
De school heeft van meet af aan een bijzonder karakter gedragen: er was veel contact met en inbreng van de ouders, kinderen kwamen meer uit intellectuele kringen dan van rijke ouders, het percentage dat naar het middelbaar onderwijs doorstroomde was altijd bijzonder hoog. Wij hadden niet specifiek kinderen uit Rotterdam West maar overal vandaan. Er zaten wel wat arbeiderskinderen op school, maar niet zoveel. Uiteraard speelde daarin mee dat de school een ouderbijdrage vroeg. Een flink aantal leerlingen kwam altijd uit Overschie. Dat was een van de eerste villadorpen, vooral langs de Rotterdamse Rijweg. Daar woonden veel artsen en de nodige specialisten en advocaten en notarissen, die daar huizen lieten bouwen. En die zaten bij ons. Maar van de drie neutraal-bijzondere scholen in Rotterdam was de Van Oldenbarneveltschool altijd het minst ’een standenschool’ en het meest gemêleerd.
Hans Brezet, Leerling 1938-1944, zoon van schoolhoofd Jan Brezet
Uit: Jan Brezet 1898-1998