100 verhalen

Als de klok in de school luidt, rent iedereen naar buiten voor het speelkwartier. Over het kleine speelplein, langs de kastanjeboom, dan door een kippengaas-deur in de schutting naar een veel grotere speelplaats op een braakliggend terrein. Daar voetballen de jongens van onze klas en daarnaast de meisjes ook met een eigen veldje. Gauw partijen kiezen, doeltjes uitzetten (jassen) en gáán.

Er was strijd tussen Monique Smeding en mij die mij terecht als een sportieve maar dominante klasgenote zag. Meisjes zaten niet op voetbal maar op ballet, anderen reden rond op pony’s en in de zomer was er tennis.
Monique zou zeker in het Nederlands elftal hebben kunnen komen als er toen al een verenigingsleven voor meisjesvoetbal op gang gekomen zou zijn. De eerste wedstrijd van het Nederlands vrouwenteam vond plaats op 23 september 1956, maar daar hadden wij geen weet van.

Het voetballen in de pauzes zorgde voor verhitte situaties en voor loslatende zolen van mijn net nieuwe schoenen. Ik punterde veel teveel. Dus draaide de schoenlapper overuren.
Op een ochtend wilde Monique, sportief gezien, definitief afstand nemen van mij en vroeg me: “Weet jij dan wat een sliding is?”. Het bleef stil in de Jagthuisstraat.

Cathrien Ruoff, Leerling 1965-1971